VOLPE - VOLPE

Alweer een nieuwe naam in de jazz, deze Volpe uit Gent. Het us de schuilnaam waarachter pianiste Heleen Andriessen schuilgaat, samen met bassist Kobe Boon, bij velen bekend van bij Steiger en drummer/geluidskunstenaar Stijn Demuynck, in de Gentse scene behoorlijk bekend als lid van Grundstein. Dit afstudeerproject, want dat is het eigenlijk toch wel, draait helemaal om de composities en voornamelijk om het pianospel van Heleen Andriessen, die zo’n drie kwartier bij momenten behoorlijk tegendraadse muziek bijeen pende, die nu eens ronduit dromerig klinkt, dan weer onheilspellend en dreigend. Het enige nummer dat niet van haar hand is, maar door Demuynck geschreven werd is “Pannenkoeken”, dat het derde deel van de plaat mag afsluiten.

De plaat is -en ik neem aan dat het zo gewild werd- opgevat als een soort suite in vier delen: twee langere nummers worden gevolgd door een heel kleintje, dat dan telkens toepasselijk “miniatuur” getiteld wordt en als het ware de veeleer geïmproviseerde overgang vormt naar het volgende kwart, zij het dat de finale uit slechts een nummer bestaat, getiteld “Streepje Blauw”, dat je, nadat je de plaat een aantal keren gehoord hebt, als een soort epiloog kunt beschouwen.

Een eerste verrassing zit al in opener “Tokkel” dat als een kinderliedje begint, maar al gauw een aaneenschakeling van verrassende ritmes wordt, waarbij de volle breedte van het klavier gebruikt wordt, als ware het de bedoeling een soort “entrée-statement” te maken: bas en vooral drums komen tegen het einde van het derde kwart van het nummer behoorlijk woest uit de hoek, waarna het aanvangsthema opnieuw wordt opgepikt en je als luisteraar vaststelt dat het trio je al meteen bij het nekvel heeft. Dat gevoel van “ze hebben mij vast” verdwijnt alvast niet tijdens “Promenade”, naar mijn gevoel het mooiste nummer van de plaat, allicht ook omdat de bas met de stok gestreken wordt, een geluid waar ik nogal verzot op ben.

“Het Smelt” zou geïnspireerd zijn door het gelijknamige succesboek van Lize Spit dat, net als dit nummer de trage, beschrijvende en zelfs zweverige passages afwisselt met heel heftige momenten. Daarop volgt “Nr. 2”, dat met z’n flinke groove een beetje het buitenbeetje van een plaat vol buitenbeentjes blijkt te zijn: heerlijk stukje jazz nochtans, met onmiskenbaar filmische kwaliteiten. “Onkruid” doet zijn naam alle eer aan en schiet heen en weer, komt te voorschijn waar je ’t niet verwacht en drijft op heel knappe percussie alweer en de oude mens in mij zit te wachten tot een scheurende gitaar zich in de debatten komt mengen. Dat gebeurt nochtans niet en toch blij ik niet op mijn honger zitten, omdat het stukje avant-garde, dat kwansuis binnengesmokkeld wordt, meer dan overtuigend klinkt.

Als met al: een heel fraai debuut van een trio, waarvan ik hoop dat het nog lang mag bestaan en heel veel mag samenspelen. de drie hebben namelijk ontzettend veel potentieel en bijgevolg ook nog veel groeimarge, maar qua visitekaartje is dit een alleraardigste binnenkomer. Wat mogen vele landen ons toch ons bijzonder straf muziekonderwijs benijden!

(Dani Heyvaert)


Artiest info